top of page

De Kaaimantaks anno 2025

De Kaaimantaks blijft een centraal instrument in de Belgische fiscale wetgeving om het gebruik van buitenlandse juridische constructies te onderwerpen aan een transparantiefiscaliteit. De hervorming die van kracht werd vanaf aanslagjaar 2024 (inkomstenjaar 2023) en verder verfijnd werd in aanslagjaar 2025, verankert structurele wijzigingen in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92). Deze bijdrage biedt een overzicht van het toepassingsgebied, de praktische gevolgen en de recentste wetswijzigingen.

een persoon op de kaamaneilanden die denkt aan de kaaimantaks in 2025

1. Wettelijk kader en doelstelling van de kaaimantaks anno 2025

De Kaaimantaks anno 2025 beoogt een gelijke fiscale behandeling van rijksinwoners die vermogen onderbrengen in een buitenlandse juridische constructie en van zij die rechtstreeks beleggen. Door toepassing van een transparantieregime worden inkomsten die gegenereerd worden binnen juridische constructies belast alsof ze rechtstreeks werden verkregen door de oprichter (artikel 5/1 WIB 92). Daarnaast zijn uitkeringen door dergelijke structuren in beginsel belastbaar als dividenden bij de genieter (artikel 18, 3° WIB 92).

2. Juridische constructies: definitie en kwalificatie

Onder “juridische constructies” wordt verstaan (artikel 2, 13° WIB 92):

  • JC1: Trusts of gelijkaardige rechtsverhoudingen zonder rechtspersoonlijkheid, beheerd in het belang van begunstigden;

  • JC2: Rechtspersonen onderworpen aan geen of een te lage belasting (<15% volgens een vennootschapsbelasting-analyse naar Belgisch recht);

  • JC3: Structuren waarin een JC1 of JC2 is ingebracht via een levensverzekeringsovereenkomst.

Bepaalde instellingen zoals instellingen voor collectieve belegging, pensioenfondsen of beursgenoteerde vennootschappen zijn principieel uitgesloten, behoudens in geval van zgn. fonds dédiés (patrimoniale beleggingen), waarbij meer dan 50% van de rechten wordt aangehouden door één of meerdere verbonden personen.

Met ingang van aanslagjaar 2025 werden de voormalige KB-vermoedens volledig geïntegreerd in het WIB 92. In het bijzonder geldt een onweerlegbaar wettelijk vermoeden voor bepaalde entiteiten binnen de EER die op een limitatieve lijst voorkomen of die als “heel laagbelast” worden gekwalificeerd (<1%). Voor niet-EER-entiteiten geldt een weerlegbaar vermoeden, met omkering van de bewijslast indien de entiteit voorkomt op een zwarte lijst.

3. Oprichterschap en verplichtingen

Het begrip “oprichter” (artikel 2, 14° WIB 92) wordt ruim geïnterpreteerd en betreft onder meer zij die de constructie formeel hebben opgericht, goederen of rechten hebben ingebracht, of als uiteindelijke begunstigde worden geïdentificeerd. Deze kwalificatie impliceert:

  • Aangifteplicht (artikel 307 WIB 92)

  • Voorleggingsplicht van boeken en bescheiden (artikel 315 WIB 92)

  • Verlengde onderzoeks- en aanslagtermijn van 10 jaar (artikel 354 WIB 92)

  • Boetes tot 6.250 EUR per niet-aangegeven constructie per jaar (artikel 445 WIB 92)

4. Fiscale behandeling van inkomsten en uitkeringen

De niet-uitgekeerde inkomsten van een JC worden geacht rechtstreeks te zijn verkregen door de oprichter (artikel 5/1 WIB 92), hetgeen leidt tot een fiscale doorrekening via de personenbelasting. Meerwaarden op aandelen kunnen onder omstandigheden vrijgesteld zijn, mits het normaal beheer van het privévermogen niet wordt overschreden.

Uitkeringen door juridische constructies worden belast als dividenden in hoofde van de verkrijger (artikel 18, 3° WIB 92). Hierbij kunnen vrijstellingen worden ingeroepen, onder meer wanneer de uitkering voortvloeit uit:

  • reeds in België belast inkomen (artikel 21, 12° WIB 92),

  • kapitaalinbreng (artikel 18, 3°, tweede lid WIB 92),

  • substantiële economische aanwezigheid van de JC (substance exception),

  • of gelijktijdige CFC-taxatie in hoofde van een verbonden vennootschap.

Let op: de vroegere vrijstelling voor uitkeringen van reeds “transparant belast” inkomen in een vorig jaar (de zgn. “exemption vaut impôt”) is afgeschaft. In principe geldt de vrijstelling enkel indien het inkomen effectief werd belast of werd vrijgesteld op basis van het WIB 92 of een DBV.

5. Belang van de ‘1-in-3’-regel en tussenstructuren

De recent ingevoerde “1-in-3-regel” (artikel 18, 3°, tweede lid WIB 92) verhindert fiscale arbitrage door tijdelijk te ontsnappen aan het JC-statuut. Indien een entiteit in één van de drie voorgaande jaren als JC kwalificeerde, blijft het transparantieregime van toepassing op uitkeringen in het huidige jaar.

Daarnaast werd expliciet voorzien in de doorrekening van inkomsten door tussenstructuren. Zelfs indien de juridische constructie aandelen of rechten houdt via een andere entiteit, blijven de inkomsten transparant belastbaar bij de oprichter, behoudens in geval van bepaalde collectieve beleggingsinstellingen.

6. Exitheffing en verstrengde aangifteplicht

De exitheffing werd aangepast. Vanaf aanslagjaar 2025 geldt bij zetelverplaatsing van de JC of bij emigratie van de oprichter een fictieve dividenduitkering op basis van de niet-uitgekeerde reserves (artikel 18, 3°/1 WIB 92). Dit kan aanleiding geven tot belastingheffing in hoofde van de oprichter, met mogelijkheid tot gespreide betaling over vijf jaar.

De aangifteplicht werd inhoudelijk uitgebreid en omvat nu ook het vermogen van de JC, de herkomst van het kapitaal, en de aard van de uitkeringen (belast dan wel vrijgesteld).

7. Verhouding met dubbelbelastingverdragen

De toepassing van dubbelbelastingverdragen biedt in de praktijk weinig soelaas. De heffing vindt immers plaats in hoofde van de Belgische oprichter en niet in hoofde van de buitenlandse entiteit. In de meeste gevallen bepaalt het verdrag dat België als woonstaat heffingsbevoegd blijft, zodat geen verdragsvrijstelling mogelijk is. Enkel indien het inkomen reeds effectief werd belast in het buitenland en een DBV toepassing vindt, kan er ruimte zijn voor een voorkoming van dubbele belasting.

Slotbeschouwing

De Kaaimantaks blijft een technisch, maar essentieel regime voor wie werkt met buitenlandse structuren. Het regime vereist een proactieve opvolging van de kwalificatie van entiteiten, de fiscale behandeling van hun inkomsten, en de correcte naleving van de aangifte- en voorleggingsverplichtingen. De recente wetswijzigingen bevestigen dat de wetgever de mazen in het net systematisch dichttrekt. Voor fiscale planning via internationale structuren is een doorgedreven juridische analyse dan ook onontbeerlijk.

Voor vragen kan u steeds vrijblijvend contact met ons opnemen.




Christophe Romero Senne Verholle

 
 

CONTACT

Aeacus Lawyers staat tot uw dienst voor al uw juridische vragen. U kan met ons geheel vrijblijvend contact opnemen via het onderstaande e-mailadres of door het onderstaande formulier in te vullen. Wij komen zo spoedig mogelijk bij u terug. 

bottom of page